Oorsprong Platvoet

(Kaart Nederland ca 1300)

De naam Platvoet komt van een platte voorde. Een voorde is een ondiepe doorgang door een beek of rivier. Als reizigers door het water reden was natuurlijk wel zo makkelijk als de voorde plat was. Voor de 14e eeuw voerden beken het water naar de IJssel af. Reizigers naar Zwolle moesten steeds door de voorde van deze beken. Na de verbetering van de dijken aan het begin van de 14e eeuw was dat niet meer nodig. De weteringen moesten nu het water afvoeren. De naam Platvoet ontstaat in dit gebied pas in de 17e eeuw waarbij de platte voorde betrekking heeft op de IJssel. Deze is hier breder en dus minder diep en dus makkelijker over te steken.

De oudste vermeldingen van Platvoet in Deventer zijn te vinden in de zogenaamde "Cameraarsrekeningen" van Deventer. De rekeningen ontlenen hun naam aan de twee schepenen van de stad Deventer die aangesteld waren om verantwoording af te leggen over het beheer van de stadsfinanciën, zeg maar de wethouders van financiën. Zij hielden toezicht op de cemere, de schatkamer, van de stad en werden daarom ook cemener, cameraar genoemd. Deze rekeningen zijn toegankelijk gemaakt door de archivarissen van Deventer, die ze rond 1900 in boekvorm hebben uitgegeven.

Schoutambt Colmschate

In 1524 was er al sprake van het schoutambt Colmschate dat bestond uit een aantal marken. Rond het dan nauwelijks nog bestaande gehucht Diepenveen met het vrouwenklooster waren dat de marken Tjoene en Rande. Het vrouwenklooster van Diepenveen, gewijd aan Maria en Agnes, werd in 1400 gesticht op een donk in een moerasachtig gebied van de marke Rande in het schoutambt Colmschate bij Deventer. Het was het eerste vrouwenklooster dat werd opgericht vanuit de beweging der Moderne Devotie. Kern van de religieuze beleving van de vrouwelijke devoten was een zeer sterk gevoel van liefde voor de 'geestelijke bruidegom' Jezus Christus en een houding van deugdzaamheid, verootmoediging en zelfvernedering. De dorpskerk aan het kerkplein te Diepenveen was tot 1578 de kloosterkerk.

(Diepenveen ruine klooster pentekening Berkhuijs 1720 -
bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

In 1528 kocht keizer Karel V het 'Oversticht', het huidige Overijssel, van de laatste prins-bisschop van Utrecht en werd hier de landheer.

In 1576 beleende zijn zoon Philips II het schoutambt aan de stad Deventer omdat hij geld nodig had om de soldij te betalen. De stad mocht vanaf dat moment het schoutambt besturen, belasting heffen (nauwelijks) en de schout en de zogenaamde ambtsmannen benoemen. Veel Deventenaren bezaten boerderijen en landerijen in het schoutambt. De leen is nooit door Philips II terugbetaald...

Vanaf 1592 was de stad ook eigenaar van het vrouwenklooster (daarna gesloopt), van de nog bestaande kloosterkapel en de vele kloosterbezittingen.

Na ruim tweehonderd jaar, na het uitroepen van de Bataafse Republiek, vond in 1795 de eerste grenswijziging plaats. Twee uiterwaarden, de Stobbenweerd en de Keizersweerden, werden aan het grondgebied van de stad gevoegd.


Erve Platvoet

(Kaart Diepenveen 1849)

De eerste vermelding van een boerderij met de naam 'De Platvoet' staat in het "Register van Vrijing (= vrijstelling) van de Verponding en van de Tiendenplichtigheid" uit het Schoutambt Colmschate. In 1626 wordt hierin een huis of erve Platvoet genoemd. Het schoutambt Colmschate omvat in die tijd een gebied dat als een halve maan rondom de stad Deventer is gelegen. Het gebied is verdeeld in zes marken. Eén van die marken aan de noordkant is 't Jone of Tjoene. Voor de reformatie werd het schoutambt ook wel aangeduid als kerspel van Deventer.

Men had daar in 1675 ook Het Register van Vuursteden-geld. Dit register bevat gegevens over de belasting van vuursteden (= stookplaatsen) en ovens en over het Hoofdgeld, een belasting over volwassen bewoners van huizen en boerderijen. Ook Den Platvoet komt hierin voor, twee keer en blijkt nu een boerderij te zijn. De Platvoet heeft 2 vuursteden en 2 volwassen bewoners. Opmerkelijk is dat de naam bij de ene inschrijving als 'Den Pladtvoedt' wordt geschreven. De naam van de bewoner is niet aangegeven, wat er op kan duiden dat deze niet afwijkt van de boerderij.


Gemeente Diepenveen

(Kaart Diepenveen 1865)

In het jaar 1811 verloor Deventer de zeggenschap over het schoutambt. Bij decreet van keizer Napoleon werd het schoutambt Colmschate een zelfstandige gemeente: La mairie de Diepenveen. Deze ging in 1841 weer op in de nieuw gevormde gemeente Diepenveen waarvan de kerkdorpen Diepenveen, Schalkhaar (Riele), Lettele en Colmschate deel uitmaakten. De naam wijzigde van Colmschate naar Diepenveen, waarschijnlijk omdat daar de enige kerk stond. Pas in 1847 ontstond het vijfde kerkdorp Okkenbroek. In dat jaar geeft de burgermeester van Diepenveen aan de toen gouverneur van de provincie Overijssel, ten behoeve van de provinciale kaart, nog een groot aantal buitenplaatsen op. Het zijn zogenaamde ‘geïsoleerde of gerenommeerde gebouwen’. In het buurtschap Tjoene zijn dat het Veenhuis, het logement Platvoet, Rust-Oord, het Watermans en den Draaijom. Hieruit mag je afleiden dat de naam Platvoet op dat moment verbonden is aan een herberg.

De volgende grenswijziging was in 1877, toen ruilden de stad en de gemeente Diepenveen een stuk grond aan de noordkant van de stad bij de IJssel met het terrein van Brinkgreven.


© 2025 Samenstelling en vormgeving: Eric A. Slim | Sjabloon: html5up.net | Bronvermeldingen & Disclaimer